Het Manila Manifest

Een oproep aan de gehele kerk om het gehele Evangelie aan de gehele wereld te brengen.

Inleiding
In juli 1974 werd het Internationale Congres over Wereldzending in Lausanne, Zwitserland gehouden. Dit congres deed de verbintenis van Lausanne uitgaan. Nu zijn wij in juli 1989 met meer dan 3000 mensen uit ongeveer 170 landen met elkaar voor hetzelfde doel in Manila samengekomen. We hebben dit Manila Manifest doen uitgaan. We zijn erkentelijk voor het welkom dat door onze Filippijnse broeders en zusters bereid was.

Gedurende de vijftien jaren, die tussen de twee congressen verlopen zijn, werden er enige kleinere bijeenkomsten gehouden rond thema’s als Evangelie en Cultuur, Evangelisatie en Sociale Verantwoordelijkheid, Eenvoudige Levensstijl, De Heilige Geest en Bekering. Deze bijeenkomsten en de verslagen ervan hebben een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het denkproces van de Lausanne Beweging.

Een “manifest” wordt omschreven als een openlijke verklaring van overtuigingen, voornemens en motieven. Het Manila Manifest omvat de thema’s van de twee congressen: “Verkondig Christus totdat Hij komt” en “Een oproep aan de gehele kerk om het gehele Evangelie aan de gehele wereld te brengen”. Het eerste deel is een serie van 21 beknopte verklaringen. Het tweede deel werkt deze in twaalf paragrafen uit, die naast de verbintenis van Lausanne voor studie en actie aan kerken worden bevolen.

Eenentwintig verklaringen
1. Wij belijden dat wij de verbintenis van Lausanne (ook wel het Lausanne Verbond genoemd) trouw blijven als de basis voor onze samenwerking in de Lausanne Beweging.

2. Wij belijden dat God ons in de Heilige Schrift, zowel in het Oude als het Nieuwe Testament Zijn wezen en wil, Zijn verlossingsdaden en hun betekenis, en Zijn opdracht tot zending op gezaghebbende wijze heeft geopenbaard.

3. Wij belijden dat God in het bijbelse Evangelie voortdurend tot onze wereld spreekt en wij nemen ons voor om Zijn boodschap te verdedigen, te proclameren en te belichamen.

4. Wij belijden dat mensen, hoewel zij geschapen zijn naar het beeld van God, zondig en schuldig zijn, en zonder Christus verloren. Deze waarheid is een noodzakelijke inleiding op het Evangelie.

5. Wij belijden dat de historische Jezus en de verheerlijkte Christus één en dezelfde persoon zijn, en dat deze Jezus Christus absoluut uniek is, want Hij alleen is de vleeswording van God, degene die onze zonden heeft gedragen, de overwinnaar van de dood en de komende rechter.

6. Wij belijden dat Jezus Christus in onze plaats aan het kruis hing, onze zonden droeg en onze dood stierf, en dat God om deze reden alleen en uit vrije genade hun vergeeft die tot berouw en geloof worden gebracht.

7. Wij belijden dat andere religies en ideologieën geen alternatieve wegen naar God zijn, en dat menselijke spiritualiteit, indien niet door Christus verlost, niet tot God leidt, maar naar het oordeel, want Christus is de enige weg.

8. Wij belijden dat wij van Gods liefde zichtbaar moeten getuigen door te zorgen voor hen, die geen recht, waardigheid, voedsel en onderdak genieten.

9. Wij belijden dat de verkondiging van Gods Koninkrijk van recht en vrede vereist dat wij alle onrecht en onderdrukking, zowel persoonlijk als structureel, veroordelen. We zullen niet terugschrikken voor dit profetisch getuigenis.

10. Wij belijden dat het getuigenis van de Heilige Geest aangaande Christus onmisbaar is in zending, en dat noch wedergeboorte, noch nieuw leven mogelijk is zonder zijn bovennatuurlijk werk.

11. Wij belijden dat een geestelijke strijd een geestelijke wapenrusting vereist, en dat we zowel het Woord in de kracht van de Geest moeten verkondigen, als ook voortdurend moeten bidden dat we in Christus overwinnaar mogen zijn over de machten en krachten van het kwaad.

12. Wij belijden dat God aan de gehele kerk en aan ieder lid ervan de taak heeft toevertrouwd om Christus in de gehele wereld bekend te maken; wij verlangen ernaar te zien dat alle leken en ambtsdragers gemobiliseerd en getraind worden voor deze taak.

13. Wij belijden dat wij, die zeggen leden van het lichaam van Christus te zijn, in onze gemeenschap over de grenzen van ras, geslacht en klasse heen moeten stappen.

14. Wij belijden dat de gaven van de Geest aan heel Gods volk, zowel vrouwen als mannen, worden uitgedeeld, en dat hun deelname aan zending moet worden verwelkomd in het belang van allen.

15. Wij belijden dat wij die het Evangelie verkondigen, een voorbeeld moeten zijn door een leven van heiligheid en liefde; anders wordt ons getuigenis ongeloofwaardig.

16. Wij belijden dat iedere christelijke gemeente zich in getuigenis en dienst op haar plaatselijke omgeving moet richten.

17. Wij belijden dat het voor kerken, zendingsgenootschappen en andere christelijke organisaties dringend nodig is samen te werken in evangelisatie en sociale actie, waarbij wedijver verworpen en dubbel werk vermeden moet worden.

18. Wij belijden onze plicht om de samenleving waarin we leven te bestuderen, om zo haar structuren, waarden en noden te begrijpen en een juiste strategie voor zending te ontwikkelen.

19. Wij belijden dat wereldzending dringend nodig is en dat het bereiken van onbereikte volkeren mogelijk is. Daarom besluiten we om ons gedurende de laatste tien jaar van deze eeuw met een nieuwe vastberadenheid aan deze taken te wijden.

20. Wij belijden onze solidariteit met hen die omwille van het Evangelie lijden, en zullen proberen ons op dezelfde mogelijkheid voor te bereiden. Wij willen ons ook inzetten voor geestelijke en politieke vrijheid waar dan ook.

21. Wij belijden dat God de gehele kerk roept om het gehele Evangelie aan de gehele wereld te brengen. Daarom nemen we ons voor het trouw, volhardend en offervaardig te verkondigen totdat Hij komt.

A. HET GEHELE EVANGELIE
Het Evangelie is het goede nieuws van Gods verlossing van de machten van het kwaad, van de vestiging van Zijn eeuwig Koninkrijk en de uiteindelijke overwinning over alles wat zijn doel tegenstreeft. In zijn liefde besloot God dit te doen reeds voor het begin van de wereld en Hij bracht dit heilsplan, dat zonde, dood en oordeel overwint, ten uitvoer door de dood van onze Here Jezus Christus. Het is Christus die ons vrijmaakt, en ons verenigt in zijn verloste gemeenschap.

1. Onze menselijke situatie
We wijden ons toe aan het prediken van het gehele Evangelie, dat wil zeggen het bijbelse Evangelie in zijn volheid. Om dit te doen, moeten we begrijpen waarom mensen het nodig hebben.

Man en vrouw hebben beiden een aangeboren vaardigheid en waarde, omdat zij naar Gods beeld zijn geschapen, om Hem te kennen, lief te hebben en te dienen. Maar door de zonde is ieder deel van onze menselijkheid verwrongen. Mensen zijn egoïstisch geworden, rebellen, die uit zijn op hun eigen belang, en God en hun naaste niet naar behoren liefhebben. Als gevolg daarvan zijn ze vervreemd van hun Schepper en van de rest van zijn schepping. Dit is de voornaamste oorzaak van de pijn, verwarring en eenzaamheid, waaronder zoveel mensen tegenwoordig lijden. Zonde ontaardt ook vaak in de uitputting van de bronnen van de aarde, waarover God mannen en vrouwen als rentmeesters heeft aangesteld. De mensheid is schuldig, zonder excuus, en gaat voort op de brede weg die tot de ondergang leidt.

Alhoewel Gods beeld in de mensen aangetast is, zijn ze nog steeds tot relaties in staat, waarin men van elkaar houdt, als ook tot indrukwekkende daden en schone kunsten. Maar toch is zelfs de mooiste menselijke prestatie niet zuiver en kan daarom niemand de mogelijkheid verlenen om Gods tegenwoordigheid binnen te treden. Man en vrouw zijn geestelijke wezens, maar spirituele praktijken en zelf-hulp technieken kunnen hoogstens de nood enigszins verlichten. Ze kunnen geen oplossing bieden voor de ernstige realiteiten van zonde, schuld en oordeel. Noch menselijke religie, noch menselijke rechtvaardigheid, noch sociaal-politieke programma’s kunnen mensen redden. Zelfverlossing op welke manier dan ook is een onmogelijkheid. Aan zichzelf overgelaten zijn mensen voor eeuwig verloren.

Daarom verwerpen wij valse evangeliën, die de zonde van de mens, het oordeel van God, de godheid en menswording van Jezus Christus en de noodzaak van kruis en opstanding loochenen. Ook verwerpen wij onvolledige evangeliën, die de zonde bagatelliseren en Gods genade met de eigen inspanning van de mens verwarren. Wij belijden dat wij zelf soms het Evangelie onbetekenend hebben doen lijken. Maar wij nemen ons voor om in onze evangelisatie te denken aan Gods radicale diagnose als ook aan zijn evenzeer radicale therapie.

2. Goed nieuws voor vandaag
We verheugen ons erin dat de levende God ons niet aan onze verlorenheid en wanhoop heeft overgelaten. In zijn liefde kwam Hij in Jezus Christus tot ons om ons te verlossen en te herscheppen. Daarom concentreert het goede nieuws zich rond de historische persoon van Jezus, die kwam om het Koninkrijk Gods te verkondigen en nederige dienstbaarheid voorleefde, die voor ons stierf, in onze plaats tot zonde en vloek werd en die God in ere herstelde door Hem uit de dood op te wekken. Zij, die berouw hebben en in Christus geloven, krijgen van God deel aan de nieuwe schepping. Hij geeft ons nieuw leven, dat de vergeving van onze zonde omvat als ook de inwonende, transformerende kracht van zijn Geest. Hij verwelkomt ons in zijn nieuwe gemeenschap, die bestaat uit mensen van alle rassen, naties en culturen. Hij belooft ons dat we op zekere dag zijn nieuwe wereld zullen ingaan, waarin het kwaad niet meer zal bestaan, de natuur verlost zal zijn en God voor altijd zal regeren.

Dit goede nieuws moet overal vrijmoedig verkondigd worden, waar dat mogelijk is, in de kerk en in het openbaar, op radio en televisie, en in de open lucht, want het is Gods kracht tot redding en wij zijn verplicht het bekend te maken.In onze prediking moeten we gelovig de waarheid verkondigen die God ons in de bijbel heeft geopenbaard en er naar streven deze met onze eigen situatie in verband te brengen.

Wij belijden ook dat apologetiek, namelijk de “verdediging en bevestiging van het Evangelie” (Fil. 1:7), bij het bijbelse verstaan van zending behoort en wezenlijk is voor een effectief getuigenis in de moderne wereld. Paulus “argumenteerde” met mensen vanuit de Schrift, met het doel om hen te “overtuigen’ van de waarheid van het Evangelie. Dit moeten wij ook doen. In feite moeten alle christenen bereid zijn om verantwoording af te leggen van de hoop die in hen is (1 Petr. 3:15).

We zijn nogmaals geconfronteerd met de nadruk van Lucas dat het Evangelie goed nieuws is voor de armen (Luc. 4:18, 6:20, 7:22) en hebben ons afgevraagd wat dit betekent voor het merendeel van de bevolking dat arm is, lijdt of onderdrukt wordt.

Wij zijn eraan herinnerd dat de wet, de profeten en de wijsheidsliteratuur als ook de leer en bediening van Jezus, allemaal de nadruk leggen op Gods zorg voor de armen en onze daaruit voortvloeiende plicht voor hen op te komen en voor hen te zorgen. De Schrift verwijst ook naar de geestelijk armen, die alleen naar God opzien voor genade. Het Evangelie komt tot beiden als goed nieuws. De geestelijk armen die, wat hun economische omstandigheden ook mogen zijn, zichzelf voor God verootmoedigen, ontvangen door hun geloof de vrije gift van verlossing. Er is voor niemand een andere weg om het Koninkrijk van God binnen te treden. De materieel arme en machteloze vinden bovendien een nieuwe waardigheid als kinderen van God, en de liefde van broeders en zusters die met hen zullen strijden voor hun bevrijding uit alles wat hen vernedert of onderdrukt.

We hebben berouw over het verwaarlozen van Gods waarheid in de Schrift en nemen ons voor om deze zowel te verkondigen als te verdedigen. Wij hebben ook berouw over onze onverschilligheid jegens de erbarmelijke toestand, waarin de armen verkeren en over onze voorkeur voor de rijke. Maar wij nemen ons voor om Jezus te volgen door het goede nieuws aan alle mensen te verkondigen in woord en daad.

3. De uniciteit van Jezus Christus
We worden geroepen om Christus te verkondigen in een steeds pluralistischer wordende wereld. Oude religies herleven en nieuwe komen op. Ook in de eerste eeuw na Christus waren er “vele goden en vele heren” (1 Cor. 8:5). Toch verkondigden de apostelen vrijmoedig dat Christus uniek is, dat wij hem nodig hebben en Hij centraal staat. Wij moeten hetzelfde doen.

Omdat mannen en vrouwen naar Gods beeld gemaakt zijn en in de schepping sporen van hun Schepper zien, bevatten de religies die ontstaan zijn, soms elementen van waarheid en schoonheid. Zij zijn echter geen alternatieve evangeliën. Omdat mensen zondig zijn en omdat de gehele wereld in het boze ligt (1 Joh. 5:19), hebben zelfs religieuze mensen de verlossing in Christus nodig. Wij mogen daarom niet zeggen dat redding buiten Christus om gevonden kan worden of zonder dat wij zijn werk door geloof aannemen.

Men beweert soms dat vanwege Gods verbond met Abraham joden Jezus niet als hun Messias hoeven te erkennen. Wij belijden dat ook zij Hem nodig hebben evenzeer als iedereen, dat het een vorm van antisemitisme zou zijn als ook ontrouw aan Christus, om van het Nieuwtestamentische patroon af te zien om het Evangelie “eerst aan de joden” te brengen. We verwerpen daarom de stelling dat joden hun eigen verbond hebben dat geloof in Jezus overbodig maakt.

We worden verenigd door onze gemeenschappelijke overtuigingen aangaande Jezus Christus. Wij belijden Hem als de eeuwige Zoon van God, die volledig mens werd, terwijl Hij volledig God bleef, die onze plaatsvervanger aan het kruis was, onze zonden droeg en onze dood stierf, die zijn rechtvaardigheid verruilde voor onze onrechtvaardigheid, die als overwinnaar in een verheerlijkt lichaam opstond, en die in glorie zal terugkeren om de wereld te oordelen. Hij alleen is de vleesgeworden Zoon, de Redder, de Heer en Rechter, en Hij alleen, met de Vader en de Geest, is de aanbidding, gehoorzaamheid en het geloof van alle mensen waardig. Er is slechts één Evangelie, omdat er slechts één Christus is, die vanwege Zijn dood en opstanding Zelf de enige weg tot redding is. Wij verwerpen daarom zowel het relativisme dat alle religies en vormen van spiritualiteit beschouwt als gelijkwaardige wegen tot God, als ook het syncretisme dat het geloof in Christus met andere religies probeert te vermengen.

Daar God bovendien Jezus tot de hoogste plaats heeft verheven, opdat iedereen Hem zou erkennen, is dit ook ons verlangen. Gedrongen door de liefde van Christus, moeten we gehoorzaam aan de Grote Opdracht van Christus zijn en Zijn verloren schapen liefhebben. Maar wij zijn speciaal aangespoord door “jaloezie” voor Zijn heilige Naam, en wij verlangen ernaar te zien dat Hij de eer en glorie krijgt die Hij verdient.

In het verleden hebben wij ons soms schuldig gemaakt aan een houding van onwetendheid, arrogantie, minachting en zelfs vijandigheid tegenover aanhangers van andere religies. Wij hebben hier berouw over. Niettemin zijn we vastbesloten om positief en zonder compromis te getuigen van de uniciteit van onze Here in zijn leven, dood en opstanding, in alle aspecten van zendingswerk, waartoe ook de interreligieuze dialoog behoort.

4. Het Evangelie en Sociale Verantwoordelijkheid
Het authentieke Evangelie moet in de veranderde levens van mannen en vrouwen gestalte krijgen. Als we de liefde van Christus verkondigen, moeten wij zelf bij werken van barmhartigheid betrokken zijn, en als wij het Koninkrijk van God prediken, moeten wij zelf naar eisen van gerechtigheid en vrede leven.

Evangelisatie is primair, omdat het ons allereerst om het Evangelie gaat, zodat alle mensen de gelegenheid kunnen krijgen om Jezus Christus als Heer en Heiland aan te nemen. Toch verkondigde Christus niet slechts het Koninkrijk van God, maar toonde de komst ervan ook door werken van genade en kracht. Wij worden vandaag geroepen tot een dergelijke integratie van woorden en daden. In een geest van nederigheid moeten we prediken en onderwijzen, voor de zieken zorgen, de hongerigen voeden, naar de gevangenen omzien, de benadeelden en gehandicapten helpen, en de onderdrukten bevrijden. Terwijl we de verscheidenheid van geestelijke gaven, roepingen en omstandigheden erkennen, belijden wij ook dat goed nieuws en goede werken niet te scheiden zijn.

De verkondiging van het Koninkrijk Gods vraagt noodzakelijkerwijs van ons dat we op profetische wijze afstand doen van alles wat daarmee in strijd is. Onder het kwaad dat we betreuren, valt vernietigend geweld, waaronder structureel geweld, politieke corruptie, iedere vorm van uitbuiting van mensen en van de aarde, het ondermijnen van het gezin, abortus op verzoek, de drugshandel, en de schending van mensenrechten. In onze zorg voor de armen zijn we bezorgd over de schuldenlast van de Tweederde Wereld. We zijn ontsteld over de onmenselijke omstandigheden waarin miljoenen mensen, die zoals wij Gods beeld dragen, moeten leven.

Onze voortdurende gerichtheid op sociale actie betekent niet dat we het Koninkrijk Gods met een gekerstende maatschappij verwarren. Het betekent eerder een erkenning dat het bijbelse Evangelie onontkoombare sociale implicaties heeft. Ware zending moet altijd concreet zijn. Het noodzaakt ons ertoe nederig binnen te gaan in de leefwereld van anderen, ons te vereenzelvigen met hun sociale omstandigheden, hun verdriet en lijden, en hun strijd voor gerechtigheid tegen de onderdrukkende machten. Dit kan niet zonder persoonlijke offers gedaan worden.

We hebben er berouw over dat onze betrokkenheid en visie vaak zo eng waren, dat we nagelaten hebben de heerschappij van Jezus Christus over heel het leven, persoonlijk en maatschappelijk, lokaal en globaal, te proclameren. Wij nemen ons voor om Zijn opdracht “eerst het Koninkrijk Gods te zoeken en Zijn rechtvaardigheid” (Matth. 6:33), te gehoorzamen.

B. DE GEHELE KERK
Het gehele Evangelie moet door de gehele kerk verkondigd worden. Alle kinderen van God zijn geroepen aan de taak van evangelisatie deel te nemen. Toch zouden zonder de Heilige Geest van God al hun inspanningen vruchteloos zijn.

5. God de evangelist
De Schrift verklaart dat God Zelf de voornaamste evangelist is. Want de Geest van God is de Geest van waarheid, liefde, heiligheid en kracht, en zending is onmogelijk zonder Hem. Hij zalft de boodschapper, bevestigt het woord, bereidt de hoorder toe, overtuigt de zondaar, maakt de blinde ziende, geeft leven aan de dode, stelt ons in staat berouw te hebben en te geloven, verenigt ons met het lichaam van Christus, verzekert ons dat we Gods kinderen zijn, leidt ons tot een gedrag en dienst naar Christus’ voorbeeld, en zendt ons op onze beurt uit om getuigen van Christus te zijn. In dit alles is het voornaamste wat de Heilige Geest doet, het verheerlijken van Jezus Christus, door ons Hem te tonen en Hem gestalte te geven in ons.

Alle zendingswerk houdt geestelijke strijd in met de overheden en machten van het kwaad, waarin slechts geestelijke wapens kunnen overwinnen, in het bijzonder het Woord en de Geest, tezamen met gebed. Wij roepen daarom alle christenen op ijverig te zijn in hun gebeden voor zowel de vernieuwing van de kerk als voor wereldzending.

Iedere ware bekering houdt een confrontatie met machten in, waarin de superieure autoriteit van Jezus Christus openbaar wordt. Er is geen groter wonder dan dit, waarin de gelovige bevrijd wordt van de gebondenheid aan satan en zonde, vrees en nietigheid, duisternis en dood.

Ofschoon de wonderen van Jezus bijzonder waren als tekenen van zijn Messiasschap en voorbodes van Zijn volmaakte Koninkrijk waarin de gehele natuur aan Hem zal zijn onderworpen, hebben we niet de vrijheid grenzen te stellen aan de kracht van de levende Schepper heden ten dage. We verwerpen zowel het scepticisme dat wonderen loochent als de arrogantie die ze vereist, zowel de verlegenheid die terugschrikt voor de volheid van de Geest als het triomfalisme dat terugschrikt voor de zwakte waarin Christus’ kracht volmaakt wordt.

We hebben berouw over al onze zelfverzekerde pogingen om in eigen kracht te evangeliseren of aan de Heilige Geest dingen voor te schrijven. Wij nemen ons voor om in de toekomst de Heilige Geest niet te bedroeven of uit te blussen, maar om juist het goede nieuws te verspreiden “met kracht, in de Heilige Geest en met grote overtuiging” (1 Thess. 1:5).

6. De menselijke getuigen
God de evangelist geeft aan zijn volk het voorrecht om zijn “medearbeiders’ te zijn (2 Cor. 6:1). Want hoewel we zonder Hem niet kunnen getuigen, verkiest Hij gewoonlijk om door ons te getuigen. Hij roept sommigen om evangelist, zendeling of herder te zijn, maar Hij roept de gehele kerk en ieder lid ervan om Zijn getuige te zijn.

De bevoorrechte taak van herders en leraren is om Gods volk (Gr.: laos) naar volwassenheid te leiden (Col. 1:28) en ze voor hun bediening toe te rusten (Ef. 4:11-12). Herders behoren bedieningen niet voor zichzelf te houden, maar deze veeleer te vermenigvuldigen, door anderen aan te moedigen hun gaven te gebruiken en door discipelen te trainen om discipelen te maken. Het feit dat geestelijken leken overheerst hebben, is een groot kwaad geweest in de kerkgeschiedenis. Het berooft zowel leken als geestelijken van de taken, zoals die hun door God zijn opgedragen, het veroorzaakt overbelasting van de geestelijken, verzwakt de kerk en verhindert de verspreiding van het Evangelie. Maar bovendien is dit fundamenteel onbijbels. We hebben daarom al sedert eeuwen het “priesterschap van alle gelovigen” benadrukt en dringen nu aan op de bediening van alle gelovigen.

Wij erkennen met dankbaarheid dat kinderen en jongeren de eredienst en het naar buiten treden van de kerk verrijken door hun enthousiasme en geloof. We moeten hen trainen in discipelschap en evangelisatie, zodat ze hun eigen generatie voor Christus kunnen bereiken.

God schiep man en vrouw als gelijkwaardige dragers van Zijn beeld (Gen.l: 26-27), neemt ze in Christus als gelijkwaardig aan (Gal. 3:28), en stortte Zijn Geest uit op alle vlees, zonen en dochters gelijkelijk (Hand.2:17-18). Omdat de Heilige Geest zijn gaven uitdeelt aan zowel mannen als vrouwen, moeten ze ook in de gelegenheid gesteld worden om hun gaven uit te oefenen. Wij verheugen ons in hun belangrijke plaats in de geschiedenis van de zending en zijn ervan overtuigd dat God ook vandaag vrouwen tot dergelijke taken roept. Hoewel wij er niet volledig over eens zijn, welke vormen van leiderschap zij op zich kunnen nemen, zijn we het wel eens over het deelhebben van zowel mannen als vrouwen aan wereldevangelisatie. Daarop moet de juiste training hiervoor beschikbaar zijn voor beiden.

Het getuigenis van leken, mannen en vrouwen, vindt daarom alleen plaats door middel van de plaatselijke kerk, maar ook door middel van vriendschappen, thuis en op het werk. Zelfs zij die geen huis of werk hebben, delen in de oproep om getuigen te zijn.

Het is onze eerste verantwoordelijkheid om getuige te zijn voor hen, die reeds onze vrienden, familieleden, buren en collega’s zijn. Evangelisatie thuis is ook een natuurlijke zaak zowel voor getrouwden als voor alleenstaanden. Niet alleen moeten in een christelijk gezin Gods normen voor huwelijk, sex en gezin naar voren komen, en moet zo’n gezin een toevluchtsoord van liefde en vrede voor mensen zijn, die verwond zijn; ook buren die geen kerk zullen binnen gaan, voelen zich gewoonlijk op hun gemak in huiselijke kring, zelfs wanneer er over het Evangelie wordt gesproken.

Een andere omstandigheid, waarin leken kunnen getuigen, is de plaats waar men werkt, want de meeste christenen brengen de helft van de tijd dat zij wakker zijn, hier door, en werk is een goddelijke roeping. Christenen kunnen op Christus wijzen door hun woorden, hun aanhoudende ijver, eerlijkheid, en bedachtzaamheid, door hun aandacht voor gerechtigheid op de plaats waar zij werken, en in het bijzonder indien anderen uit de kwaliteit van hun dagelijks werk kunnen opmaken dat het gedaan wordt ter ere Gods.

We hebben er berouw over dat we leken, en in het bijzonder vrouwen en jongeren, belemmerd hebben om hun bediening uit te oefenen. Wij nemen ons voor in de toekomst alle volgelingen van Christus aan te moedigen hun rechtmatige en natuurlijke plaats van getuigen in te nemen. Want waarachtige evangelisatie vloeit voort uit een hart vol liefde voor Christus. Daarom behoort dit heel zijn volk zonder uitzondering toe.

7. De integriteit van de getuigen
Er is geen beter getuigenis van het Evangelie dan een veranderd leven, en niets brengt het Evangelie meer in discrediet dan een leven, dat in tegenspraak is met ons geloof. Wij hebben de opdracht om ons te gedragen op een wijze die het Evangelie van Christus waardig is, en zelfs om het tot sieraad te zijn, de schoonheid ervan te benadrukken door een heilig leven. Want de wereld die toekijkt, zoekt terecht naar bewijzen die de beweringen van Christus’ volgelingen onderbouwen. Een krachtig bewijs is onze integriteit.

Onze proclamatie dat Christus stierf om ons tot God te brengen, spreekt mensen aan die geestelijk dorstig zijn, maar ze zullen ons niet geloven, indien wij geen tekenen vertonen dat we zelf de levende God kennen, of als onze eredienst tekort schiet in echtheid en relevantie.

Onze boodschap dat Christus mensen die van elkaar vervreemd zijn weer bij elkaar brengt, klinkt alleen oprecht, als men kan zien dat wij elkaar liefhebben en vergeven, dat wij anderen nederig dienen en buiten onze eigen gemeenschap treden om vol bewogenheid naar de behoeftige om te zien.

Onze uitdaging naar anderen toe om zichzelf te verloochenen, hun kruis op ons te nemen en Christus te volgen, zal alleen geloofwaardig overkomen, indien duidelijk te zien is dat wij zelf gestorven zijn aan onze zelfzuchtige ambitie, oneerlijkheid en hebzucht, en wij een leven van eenvoud, tevredenheid en vrijgevigheid leiden.

Wij betreuren het gebrek aan christelijke integriteit dat we zien in christenen en kerken: materiële hebzucht, trots en rivaliteit met betrekking tot beroep en werk, wedijver in christelijke dienst, het afgunstig zijn op jonge leiders, de bevoogding en bemoeizucht van zendingsorganisaties, het gebrek aan wederzijdse verantwoordelijkheid, het verlies van christelijke normen met betrekking tot sexualiteit en discriminatie op grond van sociale status, sexe en ras. Dit alles is wereldgelijkvormigheid die er toe leidt dat de heersende cultuur de kerk ondermijnt, terwijl de kerk de cultuur zou moeten uitdagen en veranderen. Wij schamen ons diep over de tijden waarin wij zowel als individu als in onze christelijke gemeenschappen, Christus met woorden hebben beleden, maar Hem in onze daden hebben verloochend. Ons gebrek aan integriteit maakt ons getuigenis ongeloofwaardig. Wij erkennen ons voortdurend worstelen en falen. Maar wij nemen ons voor om door Gods genade integriteit in onszelf en in de kerk te ontwikkelen.

8. De plaatselijke kerk
Iedere christelijke gemeente is een plaatselijke uitdrukking van het Lichaam van Christus en heeft dezelfde verantwoordelijkheden. Zij is zowel een “heilig priesterschap” om God de geestelijke offeranden van aanbidding te brengen als een “heilige natie” om de grote daden van God te verkondigen (1 Petr. 2:5,9). De kerk is zo een aanbiddende en getuigende gemeenschap, bijeengeroepen en verstrooid, geroepen en gezonden. Aanbidding en getuigenis horen bijeen.

Wij geloven dat de plaatselijke kerk een primaire verantwoordelijkheid heeft voor de verspreiding van het Evangelie. De Schrift suggereert dat eerst “ons Evangelie tot u kwam” en vervolgens “van u uitging” (1 Thess. 1:5,8). Op deze wijze schept het Evangelie de kerk die het Evangelie verspreidt, dat weer meer kerken schept. Zo ontstaat een sneeuwbaleffect. Bovendien bevestigt de strategie wat de Schrift leert. Iedere plaatselijke gemeente/kerk moet evangeliseren in het district waarin zij gelegen is en heeft ook de middelen om dit te doen.

Wij bevelen iedere gemeente aan om regelmatig onderzoek te doen niet alleen naar haar eigen ledenbestand en activiteiten, maar ook naar de plaatselijke gemeenschap met al haar bijzonderheden, om de juiste strategie voor zending te ontwikkelen. De lidmaten van de gemeente kunnen zo besluiten om alle mensen in hun wijk te bezoeken, om voor Christus in een bepaalde plaats door te dringen, waar veel mensen bijeenkomen, om een reeks evangelisatiebijeenkomsten, lezingen of concerten te organiseren, om samen met de armen te werken aan het verbeteren van de leefomstandigheden in een plaatselijke achterbuurt, of een nieuwe kerk te stichten in een nabijgelegen streek of dorp. Tegelijkertijd moeten zij niet de wereldwijde opdracht van de kerk vergeten. Een kerk die zendelingen uitzendt, moet niet haar eigen plaatselijke gemeente verwaarlozen, en een kerk die in haar eigen omgeving evangeliseert, moet niet de rest van de wereld negeren.

In dit alles moeten iedere gemeente en denominatie, waar mogelijk, met anderen samenwerken ten einde de geest van wedijver te veranderen in een geest van samenwerking. Kerken moeten ook samenwerken met para-kerkelijke organisaties, speciaal in evangelisatie, onderwijs en dienst aan de gemeenschap, want zulke organisaties zijn deel van het lichaam van Christus, en hebben waardevolle, gespecialiseerde deskundigheid die de kerk volop ten goede kan komen.

De kerk is door God bedoeld om een teken te zijn van Zijn Koninkrijk, dat wil zeggen dat zij laat zien hoe een menselijke gemeenschap er uit ziet als die onder Zijn regering van recht en vrede komt. Zoals het bij individuen is, zo is het ook bij kerken: het Evangelie moet belichaamd worden, als men het effectief wil overdragen. God openbaart zich in onze tijd door onze liefde voor elkaar (1 Joh. 4:12), en wel speciaal als onze gemeenschap in kleine groepen tot uitdrukking komt, en wanneer deze over de barrières van ras, stand, sexe en leeftijd die andere gemeenschappen verdelen, heen stapt.

We betreuren het zeer dat veel gemeenten naar binnen gericht zijn, meer georganiseerd voor eigen instandhouding dan voor zending, of in beslag worden genomen door kerkelijke activiteiten ten koste van het getuigen. Wij nemen ons voor om onze kerken om te keren, zodat ze voortdurend naar buiten zullen treden, totdat de Here dagelijks zal toevoegen aan hen die behouden worden (Hand. 2:47).

9. Samenwerking in evangelisatie
Evangelisatie en eenheid zijn in het Nieuwe Testament nauw met elkaar verbonden. Jezus bad dat de eenheid onder zijn discipelen zijn eigen eenheid met de Vader zou weerspiegelen, opdat de wereld in Hem zou geloven (Joh.17: 20,21), en Paulus spoorde de Filippenzen aan om “als één ziel voor het geloof aan het Evangelie te strijden” (Fil. 1:27). Daar verdeeldheid in tegenspraak is met deze bijbelse visie, zijn we beschaamd over alle verdachtmakingen en rivaliteit, het dogmatisch bezig zijn met onwezenlijke zaken, de strijd om macht en de machtswellust, die ons getuigenis bederven. Wij belijden dat samenwerking in evangelisatie noodzakelijk is, ten eerste omdat het de wil van God is, maar ook omdat het Evangelie van verzoening door onze onenigheid in discrediet wordt gebracht, en omdat we de taak van wereldevangelisatie gezamenlijk moeten aanpakken, willen we deze voltooien.

“Samenwerking” betekent dat we eenheid in verscheidenheid moeten vinden. Het betreft het samenwerken van mensen met verschillende temperamenten, gaven, roepingen en culturen, nationale kerken en zendingsorganisaties, en van alle leeftijden en beide sexen.

Wij nemen ons voor om eens en voor altijd het simplistische onderscheid tussen landen in de Eerste Wereld die uitzenden en landen in de Tweederde Wereld, die ontvangen, als een overblijfsel uit het koloniale verleden, achter ons te laten. Want het grote nieuwe gegeven uit onze eeuw is, dat zending internationaal is geworden. Een groot deel van alle evangelische christenen is nu niet meer westers, maar het aantal zendelingen uit de Tweederde Wereld zal spoedig dat uit het Westen te boven gaan. Wij geloven dat zendingsteams, die weliswaar verschillend in samenstelling zijn, maar een in hart en geest, een overweldigend getuigenis zijn van Gods genade.

Onze verwijzing naar de “gehele kerk” is niet een voorbarige claim dat de universele kerk en de evangelische gemeenschap synoniem zijn. Want we erkennen dat er veel kerken zijn die geen deel uitmaken van de evangelische beweging. Er is onder de evangelischen een groot verschil in houding tegenover de Roomskatholieke en Orthodoxe kerken. Sommige evangelischen bidden, spreken, bestuderen de Schrift en werken samen met deze kerken. Anderen zijn sterk gekant tegen elke vorm van dialoog of samenwerking met hen. Alle evangelischen zijn zich ervan bewust dat er ernstige theologische verschillen tussen ons blijven bestaan. Waar dat gepast is, en zolang de bijbelse waarheid niet in gevaar komt, kan samenwerking mogelijk zijn op terreinen als bijbelvertaling, het bestuderen van hedendaagse theologische en ethische onderwerpen, sociaal werk en politieke actie. We willen echter ook duidelijk maken dat gemeenschappelijke zending een gemeenschappelijke toewijding aan het bijbelse Evangelie vereist.

Sommigen van ons zijn lid van kerken die behoren tot de Wereldraad van Kerken en geloven dat een positieve, maar toch kritische deelname aan haar werk onze christelijke plicht is. Anderen onder ons hebben geen band met de Wereldraad van Kerken. Wij allen dringen bij de Wereldraad van Kerken aan op een consequent en bijbels verstaan van zending.

Wij belijden dat ook wij zelf verantwoordelijk zijn voor de gebrokenheid van het lichaam van Christus, die het grootste struikelblok is bij wereldevangelisatie. Wij nemen ons voor om naar die eenheid in waarheid, waarvoor Christus gebeden heeft, te blijven streven. Wij zijn ervan overtuigd dat de juiste weg in de richting van nauwere samenwerking een openhartige en geduldige dialoog op basis van de bijbel is met allen, die onze betrokkenheid delen. Hier willen we ons gaarne voor inzetten.

C. DE GEHELE WERELD
Het gehele Evangelie is aan de gehele kerk toevertrouwd, opdat het aan de gehele wereld bekend gemaakt wordt. Het is daarom noodzakelijk om de wereld waarin we gezonden worden, te verstaan.

10. De moderne wereld
Evangelisatie geschiedt in een bepaalde omgeving en niet in een vacuüm. Het evenwicht tussen het Evangelie en de omgeving moet zorgvuldig bewaard blijven. We moeten de omgeving begrijpen om die aan te kunnen spreken, maar de omgeving mag het Evangelie niet gaan vervormen.

In dit verband zijn we bezorgd over de invloed van de “moderne wereld”, die een opkomende wereldcultuur is, gevormd door de industrialisatie met haar technologie en de verstedelijking met haar economische orde. Door het samengaan van deze factoren wordt een omgeving gecreëerd, die bepalend is voor de wijze waarop wij onze wereld zien. Bovendien heeft het secularisme het geloof vernietigd, door God en het bovennatuurlijke van hun betekenis te ontdoen. Verstedelijking heeft het leven voor velen onmenselijk gemaakt en de massamedia hebben bijgedragen aan de devaluatie van waarheid en gezag, door woorden door beelden te vervangen. Tezamen misvormen deze gevolgen van de moderne wereld de boodschap die velen prediken en ondermijnen ze hun motivatie voor zending.

In het jaar 1900 leefde slechts negen procent van de wereldbevolking in steden, men verwacht dat dit in het jaar 2000 meer dan vijftig procent zal zijn. Deze wereldwijde trek naar steden is de “grootste verhuizing in de menselijke geschiedenis” genoemd en is een belangrijke uitdaging voor de christelijke zending. Aan de ene kant bestaat de stadsbevolking uit vele nationaliteiten, zodat de verschillende naties in de stad binnen ons bereik komen. Kunnen we wereldwijde kerken ontwikkelen waarin het Evangelie de barrières tussen al die verschillende volkeren opruimt? Aan de andere kant zijn veel stadsbewoners arme migranten die ontvankelijk zijn voor het Evangelie. Kan het volk van God overreed worden zich te vestigen in deze arme gemeenschappen, de mensen te dienen en mee te werken aan het omvormen van de stad?

Modernisering brengt zowel zegeningen als gevaren met zich mee. Door de wereldwijde communicatie en handel geeft het ongekende openingen voor het Evangelie, waarbij oude grenzen worden overschreden en gesloten gemeenschappen toegankelijk worden, of ze nu traditioneel of totalitair zijn. De christelijke media hebben grote invloed zowel in het zaaien van het zaad van het Evangelie als in het toebereiden van de bodem. De belangrijke zendingsorganisaties die via de radio uitzenden, stellen zich tot doel om in het jaar 2000 het Evangelie in elke belangrijke taal te kunnen laten horen over de radio.

Wij belijden dat wij ons niet voldoende hebben ingespannen om het proces van modernisering te begrijpen. Wij hebben haar methoden en technieken op onkritische wijze benut en onszelf zo aan wereldgelijkvormigheid blootgesteld. Maar wij nemen ons voor om in de toekomst serieus op deze uitdagingen en mogelijkheden in te gaan, om de seculiere druk van de modernisering te weerstaan, om de heerschappij van Christus in verbinding te brengen met het geheel van de moderne cultuur en zo zending te bedrijven in de moderne wereld zonder in de moderne zending wereldgelijkvormig te worden.

11. De uitdaging van het jaar 2000
De huidige wereldbevolking nadert de zes miljard mensen. Eénderde ervan belijdt in naam Christus. Van de overige vier miljard mensen heeft de helft van Hem gehoord en de andere helft niet. In het licht van deze gegevens, bezien wij onze zendingsopdracht door mensen in vier categorieën in te delen:

Ten eerste zijn er mensen, die Christus toegewijd en dus mogelijke zendingswerkers zijn. In deze eeuw is deze categorie van christenen gegroeid van ongeveer 40 miljoen in 1900 tot 500 miljoen heden ten dage, en op dit moment groeit deze categorie meer dan twee keer zo snel als welke andere grote religieuze groepering dan ook.

Ten tweede zijn er mensen, die niet toegewijd zijn. Op papier zijn ze christen (ze zijn gedoopt, gaan soms naar de kerk en noemen zich zelfs christen), maar de notie van een persoonlijke toewijding aan Christus is hun vreemd. Zij worden in alle kerken over de hele wereld gevonden. Ze hebben dringend her-evangelisering nodig.

Ten derde zijn er de ongelovigen. Zij zijn mensen die een zeer beperkte kennis van het Evangelie hebben, maar geen goede gelegenheid gehad hebben er gehoor aan te geven. Ze zijn waarschijnlijk binnen het bereik van christenen, als zij maar naar de volgende straat, weg, dorp of stad gaan om hen te vinden.

Ten vierde zijn er de onbereikten. Zij zijn de twee miljard die wellicht nog nooit van Jezus als Verlosser gehoord hebben, en zij zijn niet binnen het bereik van christenen die tot hun volk behoren. Er zijn zo’n 2.000 volkeren of nationaliteiten waar nog geen levende, inheemse kerk is. Wij vinden het nuttig hen te beschouwen als behorend tot kleinere “bevolkingsgroepen”, die een bepaalde affiniteit met elkaar hebben (bijvoorbeeld een gemeenschappelijke cultuur, taal, land of werk). De mensen die hen het beste met het Evangelie kunnen bereiken, zijn die gelovigen die reeds tot hun cultuur behoren en hun taal kennen. Anders zullen er boodschappers uit andere culturen heen moeten gaan, die daarvoor hun eigen cultuur achter zich laten en die zich vol toewijding willen identificeren met de mensen, die zij voor Christus willen winnen.

Er zijn nu ongeveer 12.000 van zulke onbereikte groepen binnen de 2.000 grotere volkeren, zodat deze taak niet onmogelijk is. Toch is op het ogenblik slechts zeven procent van alle zendelingen betrokken bij dit soort zending, terwijl de overige 93 procent in dat deel van de wereld werkt, dat al met het Evangelie bereikt is. Om het evenwicht hierin te herstellen, zal een strategische hergroepering van de werkers nodig zijn.

Een moeilijke factor waar alle vier de categorieën mee te maken hebben, is die van de ontoegankelijkheid. Veel landen verlenen geen visa aan zendelingen, die zich ook zo noemen, en die geen andere kwalificatie of bijdrage te bieden hebben. Zulke gebieden zijn echter niet geheel ontoegankelijk. Want onze gebeden kunnen door ieder gordijn, deur of barrière heengaan. Ook kunnen christelijke radio en televisie, audio- en videocassettes, films en literatuur hen die op een andere manier onbereikbaar zijn, bereiken. Evenzo kunnen de zogenaamde “tentenmakers” zoals Paulus hun eigen brood verdienen. Zij reizen beroepsmatig (bijvoorbeeld zakenlieden, lectoren aan de universiteit, technisch specialisten en taalleraren), en kunnen iedere gelegenheid gebruiken om over Jezus Christus te spreken. Zij komen een land niet onder valse voorwendselen binnen, want hun werk voert hen daar echt naar toe; hun getuigenis is eenvoudigweg een essentieel onderdeel van hun christelijke levensstijl, waar ze zich ook bevinden.

Wij zijn er diep over beschaamd dat er al bijna tweeduizend jaren voorbijgegaan zijn sinds de dood en opstanding van Jezus, en dat nu nog steeds tweederde van de wereldbevolking Hem niet kent. Aan de andere kant staan we er verbaasd over dat Gods macht zelfs op die plaatsen van de wereld, waar men het niet zou verwachten, meer en meer zichtbaar wordt.

Nu is het jaar 2000 voor velen een uitdagende mijlpaal geworden. Kunnen wij er ons op toeleggen om gedurende de laatste tien jaar van deze eeuw de gehele wereld het Evangelie te brengen? Er is niets magisch aan dit getal, maar zouden we toch niet ons best moeten doen om dit doel te bereiken? Christus draagt ons op om het Evangelie aan alle volkeren te brengen. Die taak is dringend. We nemen ons voor om Hem met vreugde en hoop te gehoorzamen.

12. Moeilijke situaties
Jezus zei openlijk tot zijn discipelen dat ze tegenstand konden verwachten. “Indien ze mij vervolgd hebben”, zei Hij, “zij zullen ook u vervolgen” (Joh. 15:20). Hij vertelde hun zelfs dat ze zich over vervolgingen moesten verheugen (Matth. 5:12), en herinnerde hen eraan dat een graankorrel pas vrucht kan voortbrengen, als hij gestorven is (Joh.12:24).

Deze voorspelling, dat het lijden van een christen onvermijdelijk is en vruchten voortbrengt, is steeds waar gebleken, ook in onze tijd. Er zijn vele duizenden martelaren geweest. Vandaag is de situatie nog steeds hetzelfde. We hopen serieus dat “glasnost” en “perestroika” zullen leiden tot volledige godsdienstvrijheid in de Sovjet-Unie en andere Oostbloklanden, en dat islamitische en hindoeïstische landen meer open voor het Evangelie zullen worden. We betreuren de recente, wrede onderdrukking van de democratische beweging in China, en we bidden dat het niet meer lijden voor de christenen met zich mee zal brengen. Over het algemeen lijkt het er echter op dat oude religies minder tolerant worden, dat men als buitenlander minder welkom is en dat de wereld vijandiger wordt ten opzichte van het Evangelie.

In deze situatie willen we drie verklaringen opstellen voor regeringen die hun houding jegens christenen heroverwegen.

Ten eerste zijn christenen trouwe burgers, die het welzijn van hun natie op het oog hebben. Zij bidden voor hun leiders en betalen hun belasting. Natuurlijk kunnen zij die Jezus als hun Heer belijden, andere autoriteiten niet eveneens hun Heer noemen, en indien zij bevolen worden dit te doen, of iets anders dat God verbiedt, dan kunnen zij niet gehoorzamen. Maar zij zijn gewetensvolle burgers. Zij dragen ook bij aan het welzijn van hun land door de stabiliteit van hun huwelijk en gezin, hun eerlijkheid in zaken, hun harde werken, en hun vrijwillige dienstverlening aan gehandicapten en behoeftigen. Rechtvaardige regeringen hebben niets te vrezen van christenen.

Ten tweede verwerpen christenen onwaardige manieren van evangelisatie. Hoewel het wezen van ons geloof van ons vraagt, dat wij het Evangelie met andere delen, willen wij dit op een open en eerlijke wijze verkondigen en laten we de toehoorders volledig vrij om zelf hun beslissing te nemen. We willen fijngevoelig zijn jegens aanhangers van andere religies, en we verwerpen iedere benadering die hen met dwang probeert te bekeren.

Ten derde verlangen christenen oprecht naar godsdienstvrijheid voor alle mensen, en niet alleen naar vrijheid voor het christendom. In landen waar het christendom de belangrijkste godsdienst is, zijn de christenen de eersten die vrijheid vragen voor religieuze minderheden. In landen die voor het grootste deel niet-christelijk zijn, vragen christenen voor zichzelf niet meer dan zij voor anderen vragen in dergelijke omstandigheden. De vrijheid om godsdienst te “belijden, te praktiseren en uit te dragen”, zoals gesteld in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, kan en moet een wederzijds erkend recht zijn.

Wij betreuren ten zeerste dat volgelingen van Jezus zich schuldig hebben gemaakt aan een onwaardige manier van getuigen. Wij nemen ons voor om geen onnodige aanstoot te geven, opdat de naam van Christus niet wordt bezoedeld. We kunnen echter de ergernis van het kruis niet vermijden. Terwille van Christus de gekruisigde, bidden we dat wij bereid mogen zijn, door Zijn genade, om te lijden en zelfs om te sterven. Het martelaarschap is een vorm van getuigen die Christus naar zijn belofte in het bijzonder zal belonen.

TOT BESLUIT- VERKONDIG CHRISTUS TOTDAT HIJ KOMT
“Verkondig Christus totdat Hij komt.” Dat was het thema van Lausanne II. Natuurlijk geloven wij dat Christus gekomen is; Hij kwam toen Augustus keizer van Rome was. Maar op een dag, zal Hij, zoals we uit zijn beloften weten, terugkomen in onvoorstelbare heerlijkheid om Zijn Koninkrijk te voltooien. Wij hebben de opdracht Hem te verwachten en gereed te zijn. Intussen dient de tijd tussen zijn twee komsten gevuld te worden met het christelijke zendingswerk. We hebben de opdracht gekregen met het Evangelie naar de einden der aarde te gaan, en we hebben de belofte gekregen dat het einde der tijden pas zal komen, als we dit gedaan hebben. De twee einden (van ruimte en tijd) zullen samenvallen. Hij heeft beloofd met ons te zijn tot die tijd.

Zo is christelijke zending een dringende taak. We weten niet hoeveel tijd we hebben. We hebben in ieder geval geen tijd te verspillen en om deze verantwoordelijkheid goed te vervullen, zijn er ook andere kwaliteiten nodig, in het bijzonder eenheid (we moeten samen evangeliseren) en zelfverloochening (we moeten de kosten berekenen en accepteren). Onze verbintenis te Lausanne was “om te bidden, plannen te maken en samen te werken voor wereldevangelisatie”. Ons manifest te Manila is de boodschap dat de gehele kerk is opgeroepen om het gehele Evangelie aan de gehele wereld te brengen, Christus te verkondigen totdat Hij komt met alle noodzakelijke aandrang, eenheid en zelfverloochening.

Verwerkingsvragen
1. Ga na welke punten voor uw gemeente, voor Nederland en voor uw eigen situatie van belang zijn; bijvoorbeeld voor bezinning en/of actie.

2. Zijn er terreinen van zending en evangelisatie, waarop in uw omgeving meer samenwerking zou kunnen zijn? Zo ja, welke?

3. Zending en evangelisatie betekenen: kosten berekenen en een prijs betalen. Ga na welke, ook in verband met onze levensstijl.

4. Probeer een werkprogramma op te stellen naar aanleiding van dit manifest.